Socrates op sneakers: het stellen van vragen en het Socratisch gesprek

6 mei 2021

Verslag van de tweede bijeenkomst van de LVSA Boekenclub, waar het boek ‘Socrates op sneakers’ van Elke Wiss werd besproken

In april hadden we onze tweede sessie van de Boekenclub. Op het menu stond deze keer ‘Socrates op sneakers’, geschreven door Elke Wiss. Elke kon helaas niet zelf komen. Gelukkig waren er zo’n 20 LVSA-ers die wel konden komen. Geen verkeerde opkomst.

Ik mocht de sessie leiden. Omdat het mij leuk leek om niet alleen over socratisch discussiëren te discussiëren (en dat natuurlijk wel socratisch te doen), maar ook om zelf socratisch te discussiëren over een Socratische vraag, had ik een casus voorbereid. En tjonge, wat bleek het toen moeilijk socratisch te discussiëren.

Maar eerst: wat is dat nou eigenlijk: een Socratisch gesprek? Simpel gezegd: vragen stellen, vragen stellen, vragen stellen. Uitgaan van een houding van ‘ ik weet dat ik niets weet’, een favoriete uitspraak van Socrates en verwondering. Nieuwsgierig zijn. Een Socratisch gesprek nodigt uit tot...tja, tot wat niet? Nadenken, uitleggen, verdiepen, onderzoeken, maar vooral tot verbinden.

Maar welke vraag moet je dan stellen? Welke vraag is goed? Welke vraag fout? En wat zijn de hobbels die we over moeten voordat we bij die goede vraag zijn? En hoe zit het eigenlijk met ons vak? Wij zijn studieadviseurs, met je dan juist niet advies geven in plaats van vragen stellen?

Ik denk dat dat laatste niet persé waar is. Uiteraard zijn er situaties waarin een student wel om advies vraagt. De vraag ‘Ik heb me niet op tijd aangemeld voor een vak, wat moet ik nu doen?” vraagt heel duidelijk om een advies. Maar de vraag ‘ik heb een student die een paar maanden is uitgelopen in de stage, hoe ga ik daarmee om?’ is van een hele andere orde. Die vraag is niet zomaar beantwoord zonder dat je eerst een heleboel andere vragen hebt gesteld. Vragen die duidelijk maken wat de situatie van de student is, wat het probleem van de begeleider is, waarom de begeleider nu pas aan de bel trekt, enzovoorts enzovoorts.

Dat was dan ook gelijk de case die ik had bedacht. Want het leek me goed om niet alleen over de theorie van het Socratisch gesprek te praten, maar er ook direct mee te oefenen. En wat bleek dat moeilijk. Als studieadviseurs vallen we blijkbaar toch steeds in de valkuil advies te willen geven. Van velen kreeg ik als eigenaar van de casus vele goede adviezen. Adviezen wat ik kon zeggen tegen docent, of juist student. Goed bedoeld en zeker te gebruiken, maar vragen als ‘ hoe ver moet je gaan met begeleiden’of ‘ wat is goed begeleiden’ bleven daardoor onbeantwoord. Echt uitgaan van weten dat je niets weet blijkt dus moeilijker dan gedacht. En vraagt oefening.

Uiteraard hebben we ook gepraat over de theorie van het Socratisch gesprek. Eén van de felle discussiepunten bleek een uitspraak van de schrijfster, dat empathie – voelen wat een ander voelt - niet helpt in een socratisch gesprek. Je moet je empathie dus uitzetten. Wat nou uitzetten? Het is toch juist heel fijn als een student begrip bij jou voelt? Dat zit een advies of een gesprek toch niet in de weg? Jawel, het zit wel in de weg, beredeneert de schrijfster. Met de empathie aan ben je geneigd om je gesprekspartner te sussen, te bagatelliseren, te (ver)oordelen, of zoals Elke zelf zegt: te bedekken met een schattig hartjesdekentje. Je kunt niet meer objectief over een vraag nadenken. Dat kan wel met de empathie op de nulstand, of met non-empatische compassie. Compassie betekent dat je je bekommert om andermans lijden, zonder zelf hun emoties over te nemen.

Is dat zo? Om iets heel Socratisch te zeggen: ik weet het niet. En moet je elk gesprek zonder empathie voeren? Ook dat weet ik niet. Onwillekeurig moet ik dan denken aan een gesprek dat ik jaren geleden had met een vriendin, die op dat moment een gebroken hart had. Ze vertelde me het verhaal, dat met zeer veel tranen gepaard ging. Ik heb toen veel‘ach, wat rot’, ‘ ach gut’ en ‘ach meisje toch’ en zelfs ‘tjee, wat een lul’ gezegd. En dat terwijl ik eigenlijk niets anders verstond dan ‘mimimi’. Ik legde dus een heel groot en schattig hartjesdekentje over haar heen. Was dit een slechter gesprek dan een gesprek waarin ik haar allerlei vragen gesteld zou hebben, naar het antwoord (waarschijnlijjk ‘ mimimi’) geluisterd zou hebben en na een korte pauze door was gegaan naar een volgende vraag? En voelden wij ons minder verbonden? Ik weet het niet.

Die laatste vraag is overigens een heel goed voorbeeld van een niet-Socratische vraag. Wat wel een leuke Socratische vraag zou zijn: wat is een goede balans in een gesprek tussen empathie en compassie? Wat zou het leuk zijn om deze vraag eens te onderzoeken in een vervolgbijeenkomst, tijdens een online webinar of workshop. Maar dan wel Socratisch uiteraard!

Reacties

Meepraten? Plaats een reactie!